Reis ver, duik diep, kom terug.

 
 

Er vloog daarnet een klein vogeltje in opperste paniek rond in onze camper, inktblauwe spetters angst achterlatend. Ik moest het met beide handen vangen -het kleine hartje kloppend in mijn handpalm, duwtjes tegen mijn vingers van kleine vleugeltjes- om het buiten los te kunnen laten. Vrij.

Gisteravond stond ik oog in oog met een vrouwelijke eland. Ze keek naar mij. Bleef staan voor wat een eindeloos moment leek, voor ze op hoge poten wegrende. Nog twee keer vond ik haar terug. Of vond zij mij? De derde keer durfde ik haar eindelijk fotograferen, om pas daarna te ontdekken dat ik verdwaald was. Damn. Tussen de mossen, de rotsen, de bomen die allemaal op elkaar lijken. In een Zweeds bos in de schemering. Mijn hart klopte in mijn keel, het angstzweet brak uit ter hoogte van mijn okselregio en mijn ademhaling ging plots sneller dan ik kon stappen. Gelukkig kwam ik uiteindelijk bij een baai, zag een steiger links die ik eerder rechts had gezien, beklom de enorme rots achter mij en ziedaar: de camper. Gered.

Elke ochtend spring ik hier in een ijskoud meer. Of in een fjord in de Oostzee. En ik durf nooit. Met stijve onwillige benen sta ik eerst minutenlang te staren naar de wieren in het water. Te bedenken hoe koud het zal zijn, hoe griezelig ik de slierten zeewier om mijn kuiten vind, hoe bang ik ben van die kleine doorzichtigpaarse kwalletjes. En dan spring ik toch. Het koude water beneemt mij de adem, doet mij beseffen dat het zwemmen of verzuipen is. En elke keer schreeuw ik, luid. Ik. Leef.

Wat een cadeau. Dat ik mag leven. Dat ik hier mag zijn. Dat ik al deze kleine prachtige bijzondere ervaringen mag ervaren.

Dat ik het kan voelen: de angst, de vreugde, de opluchting, het kleine gevleugelde leven in mijn handen en het grote bonkende leven van mijn zwemmende lijf.

Want dat was niet altijd zo. Dat diepe voelen, dat heb ik moeten leren. Als peuter kon ik dat wellicht heel goed, maar ergens onderweg leerde ik mijzelf afleiden. Leerde ik in mijn hoofd leven, in plaats van in mijn lijf.

Omdat het opperste geluk voelen vraagt dat je ook het opperste verdriet kan toelaten. Omdat vitaliteit er pas is als verveling ook gevoeld wordt. Omdat zorgeloosheid niet bestaat zonder angst. En die andere kant durfde ik lange tijd niet helemaal opgaan, ik bleef liever wat aan de rand. Een beetje kijken naar de donkergroene wieren van eenzaamheid, verdriet en wanhoop - zonder er in te duiken. Een beetje doen alsof ik, als gediplomeerd klinisch psycholoog, ahja, kon kiezen voor begrijpen in plaats van beleven.

Ondertussen durf ik het nog steeds niet, maar doe ik het consequent toch: voelen. Voelen wat het leven aan rotzooi brengt, aan ongemak, aan kakboel. Ook omdat ik weet dat ik er niet alleen in ben, iedereen heeft het, zelfs de meest geslaagde mensen: een leegte, een verdriet, een angst, verborgen onder alles wat je doet en wat je bent in je leven. Die altijd eeuwig lege leegte. En als je die leegte niet meer probeert te vermijden, niet meer probeert te ontkennen, als je die durft voelen - dan. Dan gaat het niet mis, integendeel, dan opent zich iets in je.

Louis CK, een Amerikaanse comedian, omschrijft het zo:

“Underneath everything in your life, there is that thing, that empty forever empty. That knowledge that it’s all for nothing and you’re alone. It’s down there. And sometimes when things clear away, you’re walking or you’re in your car and you start going ‘oh no, here it comes, I am alone’. Like, it starts to visit on you. You know, just the sadness. Life is tremendously sad, just by being in it.

And when you feel it, you want to grab your phone. To take it away. Because you don’t want to feel alone and empty for a second. Because you don’t wanna feel sad. You wanna get the phone and write ‘hi’ to about fifty people.

And one day I said, you know what, just don’t grab your phone. Just be sad. Just stand in the way of it and let it hit you like a truck. And I let it come and I just cried so much. And it’s beautiful. This sadness is poetic, you’re lucky to live sad moments. And then I had happy feelings, because when you let yourself feel sad, your body has like antibodies, happiness comes rushing in to meet the sadness. So I was grateful to feel sad, and then I met it with true profound happiness. It was such a trip.” (Louis CK)

Such a trip. Ik kan het niet beter zeggen. Als je stopt met het wegduwen van dat eerste beetje verdriet of angst of woede of verveling, als je die leegte en dat ongemak tegemoet treedt en over je heen laat komen, krijg je ook de vreugde, de dankbaarheid en de vitaliteit cadeau die daar de tegenpool van is.

Op de dag dat ik geen koudwatervrees meer heb, is de ochtendduik tien keer minder vervullend. Als ik nooit meer kan verdwalen, vind ik de weg ook nooit meer terug. Wie niet in nood is, kan niet worden gered.

En gered worden is van het mooiste dat er is.

(met een lekker vintage P.S.: dieper voelen, meer levensvreugde ervaren, dankbaar zijn voor al wat er is zoals het is en vaker ín het moment leven, dat kan je leren. Hier bijvoorbeeld.)