Waarom ik weiger hoogsensitief te zijn. Waarom ik labels haat. Waarom ik?!
Een echt goed blog schrijven, contact krijgen met je lezers, lukt pas, vind ik, als je mensen troost. Je lezers. En daarmee ook jezelf. (Kitty Kilian)
Oké dan. Als dat waar is, dan moet het maar. Ik heb troost nodig vandaag.
Troosten is iets vertellen over jezelf waardoor anderen weten dat ze niet de enigen zijn die iets hebben, zegt Kitty. Of iets niet kunnen. Of die ergens heel erg mee zitten. Here goes.
Ik raak overprikkeld als ik lang tussen mensen ben.
Voorbeeld. Ik begeleid een tweedaagse met een hele leuke groep. Op het eind van dag twee heb ik een hekel aan hen allemaal. Hun stem is te schel, ze reageren te veel. Ze zijn te vrolijk of juist te stil of juist te gewoon. Ze zijn té. Voor mij. Want die fijne mensen veranderen niet magischerwijs in vervelende mensen, ze zijn gewoon te dichtbij.
Voorbeeld. Ik word moe van familiefeesten. Fysiek moe. Als we thuiskomen wil ik naar bed, ook als het nog maar vijf uur 's middags is. De hele middag zie en voel ik namelijk alles: elk gebaar, elke mimiek en elke ondertoon in elke zin. En dat kan ongelofelijk vermoeiend zijn.
Laatste voorbeeld. Gesprekken raken mij diep. Ik kan dagenlang met een zin bezig zijn of met een gevoel. Het is voor mij moeilijk om de stemming van een ander niet over te nemen. En dat is soms intens en complex. En lastig voor de Beste Man Van De Wereld en voor de Leukste Kinderen Van De Wereld.
Misschien ben ik hoogsensitief.
Wat een shit-etiket is dat trouwens. Ik associeer het met overgevoelige aandachtszoekers, met zenuwachtige hypochonders en hysterica's. Dramaqueens en nieuwetijds-hocuspocus.
Maar zo is het niet helemaal. Hoogsensitief zijn is geen stoornis, schrijft Elke Van Hoof, het is geen aandoening of handicap. Je krijgt er geen briefje van de dokter voor en het mag je niet thuishouden van werk of school. 1 op 5 mensen is volgens haar onderzoek hoogsensitief. Het is een persoonlijkheidskenmerk, je hebt het niet, je bent het.
Ik las Elkes boek dit weekend, en ik werd overdonderd door de herkenbaarheid. Dit ben ik. Misschien. En ik haat het.
Met labels heb ik sowieso een haat-liefde verhouding. Ze zijn zeker ook zinvol. Voor persoonlijke ontwikkeling, om toestemming te hebben om jezelf te zijn, om ondersteuning te krijgen, en begrip en hulpbronnen.
Maar anderzijds: hoeveel etiketten heeft een mens nodig? Ik ben een INFJ, ik ben aan de introverte kant, ik ben een beetje HD. Serieus, ik ben gewoon Maaike. Als elk deel van mijn eigenheid simpelweg zou mogen meespelen, had ik al die woorden niet nodig. Dan was er bestaansrecht voor alles.
Labels zouden er enkel moeten zijn voor eigen gebruik, zodat je ze kan inzetten wanneer jij wil én kan terugtrekken als je vrij wil zijn.
Zodat je je grenzen aan kan geven, maar op zo'n manier dat je niet vast wordt gezet door interpretaties. Zodat niemand hoeft te zeggen: "Hoezo ga jij mediteren, lukt dat wel met je ADHD?" of "Hij zal wel niet mee willen naar dat theaterfestival, daar is hij te introvert voor." Doe mij maar makkelijk afneembare etiketten.
Waarvan we ook de voordelen zien. Mijn hoogsensitiviteit is wat ik het allermeest inzet in mijn werk. Ik ben goed in het begeleiden van groepsprocessen, want ik kan mensen aanvoelen én ik weet welke kleine dingen kunnen helpen. Ik weet wat ik kan zeggen of doen om de sfeer te veranderen, om iets open te breken, om het veilig te maken. Het is mijn gave.*
Hetzelfde
Ik rende met mijn oma door de mist
waar zon in prikte. 'Hee oma,' vroeg ik,
'als ik dus constant verander en dat gaat door
tot ik sterf wie ben ik dan, wat kan je
mij noemen. 'Ja,' zei ze, 'we gaan
snel voorbij maar iets binnenin blijft hetzelfde.'
'Wat,' vroeg ik, ze nam een slok sportdrank. 'Luister kind,' zei
ze rennend als de beste naast me, 'de
holte in de wervelstorm dat ben
jij.'
Eva Gerlach
*Ik kom er nog op terug, als ik verder ben in het stoeien hiermee. Iets over grenzen stellen, recuperatie-tijd, je agenda inplannen om overprikkeling te vermijden: het komt eraan.