Hoe passeer je die innerlijke criticus?
2011. Mijn broer en ik zitten in de finale van De Pappenheimers.
De laatste, beslissende, vraag lijkt kinderlijk eenvoudig.
Hoeveel is 4 x 4 x 4?
Mijn vader, mee-zwetend in het publiek, denkt: "Oei, ons Maaike kan haar tafels niet".
Dat klopt, ik ken mijn tafels van vermenigvuldiging niet.
Maar ik geef zonder knipperen het juiste antwoord. Vierenzestig.
Dat antwoord kwam van ergens achterin mijn hoofd, zo lijkt het. Voorbij mijn Censor, die desgevraagd zou zeggen: "Dat weten we niet, Maaikemeiske, we zijn immers niet goed in wiskunde". Maar mijn intuïtie passeert hem snel, zonder omkijken. Ik gebruik mijn latente kennis, dat wat ik weet zonder het te weten, omdat die censor er niet aan te pas komt. Hij krijgt de tijd niet.
I-dé-aal. Zo wil ik altijd wel leven: ongecensureerd, met een rotsvast innerlijk weten.
Helaas, mijn innerlijke criticus doet zijn werk met een immense toewijding en zorg - u houdt het niet voor mogelijk. Hoe spannender en onbekender het terrein is, hoe meer hij van zich laat horen (ja, sorry, het is niet politiek correct, mijn censor is duidelijk een hij).
Als ik van mening wil veranderen vindt hij mij wispelturig, als ik voorspelbaar ben en routine kies vindt hij mij zowaar saai en burgerlijk. Het is ook nooit goed.
Voldoen aan de eisen van mijn innerlijke dictator is een onmogelijke opdracht.
Gezocht: innerlijke cheerleader die stevig weerwerk kan bieden.
Dat is precies wat mij te doen staat: de innerlijke aanmoediging versterken. Luisteren naar de censor helpt niet, en ook mijn afweer tegenover hem werkt averechts. Als je een trol voedt, wordt ie groter.
De enige oplossing: een even krachtige tegenspeelster (ja, dat is dan weer een ZIJ - dit gaat de wereld in als de meest seksistische blogpost van mijn hand). Een innerlijke mentor wil ik, die opgewassen is tegen al dat hoongelach. Die het ridiculiseren en castreren kan tegengaan met haar versterkende en bekrachtigende woorden. Een applaudisserend publiek in mijn hoofd.
Want alleen daarmee kan ik voorbij mijn gevoel van bewust onbekwaam zijn bij het begeleiden van mijn nieuwe opdracht. Alleen dát helpt als ik weer eens de dingen om moet gooien / wil gooien / zal gooien. Alleen dat interne supportersclubje beschermt mij tegen twenty years of boredom.
Mijn innerlijke mentor helpt mij om radicaal te kiezen voor wie ik kan zijn als ik op mijn best ben.
Het is u ook van harte gegund. Maar weet wel, er is werk aan. Ons brein blijft makkelijker hangen in negatieve gedachten. Dezelfde situatie, exact dezelfde situatie, omdenken naar de positieve kant is niet genoeg. Want als het negatieve beeld er is, blijft het plakken. Het is makkelijker om van winst naar verlies te denken dan omgekeerd.
Als we denken aan iets als 'verlies' dan is het moeilijker om daarna te zien wat de winst is. We moeten harder werken om het voordeel te zien, dan om het nadeel te herkennen. Het vraagt intentie en oefening om de positieve kant te kiezen.
Je brein heeft training nodig om de nadelen om te denken en de mogelijkheden te herkennen. En juist die oefening ontzeggen we onszelf. Ik zal toch niet arrogant worden, denken we. Hé jij daar, niet naast je schoenen gaan lopen. Terwijl we juist veel vaker moeten opscheppen over wat we goed kunnen en veel vaker moeten delen wat goed gaat.
Wat is er vandaag gebeurd waar je dankbaar voor bent? Waar ben je enthousiast over? Wat maakt je trots?
We kunnen elkaar meer positieve vragen stellen en aandacht sturen naar waar we meer van willen. En we kunnen ons bewust worden van het feit dat slechte ervaringen de neiging hebben om te blijven plakken. Dat die ene kritische opmerking bij onze collega kan blijven hangen, de hele dag, misschien zelfs de hele week, misschien zelfs veertien jaar lang. We kunnen zorgvuldiger worden en voorzichtiger: om de innerlijke criticus van de ander minder te voeden.
Een kwestie van de censor te slim af zijn. Want wellicht zat mijn innerlijke mentor, met haar zachte warme ondersteuning, altijd al achterin mijn hoofd.