De schaamte van uitblinken in 'the life-changing magic of not giving a fuck'.

 
 

Ben jij opgevoed met de nadruk op autonomie en zelfredzaamheid of met de nadruk op interafhankelijkheid en loyaliteit?

Deze interessante vraag die Esther Perel enkele maanden geleden op een congres stelde aan het publiek, kroop onder mijn vel.

Want weet je, ik ben duidelijk opgevoed voor dat eerste: voor autonomie en zelfredzaamheid. Misschien was het de expliciete bedoeling van mijn ouders, misschien heb ik het eerder zo opgevat omdat het toevallig ook bij mijn aard aansluit? Hoedanook, mijn moeders favoriete uitspraak als ik de deur uit ging was '“zorg goed voor jezelf”.

Om maar te zeggen, ik heb een hoge fuck you, I won’t do what you told me-factor.

Ik kan echt goed voor mijzelf zorgen. En daar krijg ik regelmatig stevig feedback op, trouwens. Als mijn warme collega Anke ‘daar is onze rots weer’ zegt, omdat ik stevig aangeef wat ik denk en nodig heb. Als mijn favoriete podcastmaatje Eva zegt dat ik écht geen pleaser ben, maar juist heel goed nee kan zeggen. Als mijn inspirerende collega Griet zegt dat ze van mij wil leren om meer ongegeneerd haar goesting te doen.

Slik. Dan mengt een vaag gevoel van trots zich toch met een gevoel van schaamte.

Want hoe zelfzuchtig ben ik eigenlijk? Ben ik wel gul, zorgzaam en attent genoeg voor anderen? En zou het ook voor mijzelf niet beter zijn om wat vaker onmisbaar te zijn en van betekenis, om vaker te leven vanuit interafhankelijkheid en loyaliteit?

Dat verhaal check ik vervolgens, bij mijn liefste, mijn vriendinnen, mijn kinderen. Heb je het gevoel dat ik je zie? Heb je het gevoel dat ik voor je zorg? Dat ik rekening met je hou? Het antwoord is gelukkig unaniem bevestigend, al geven verschillende betrouwbare bronnen ook aan dat ik erg direct kan zijn én inderdaad duidelijk aangeef wat ik nodig heb.

Dus ik hou het er als voorlopige conclusie op dat ik in essentie misschien meer dan de meeste mensen gesteld ben op onafhankelijkheid en dat ik sterk vertrouw op mijn eigen kracht. Maar blijkbaar ben ik voldoende in staat, minstens in kleine kring, om de noden van anderen voorrang te geven.

Soms dan toch, want ik ben mij tegelijk pijnlijk bewust van een lange lijn slachtoffers die ik langs die zelfbelopen weg achterlaat. Mensen die vriendschap zochten, die mij graag als gezelschap wilden, of die hoopten dat ik iets voor hen of voor hun team kon betekenen.

Een slagveld vol teleurstelling, waar ik hopelijk de laatste jaren wat behoedzamer en zorgvuldiger mee omga - mijn nee bleef nee, maar ik leerde hem misschien wat beter te verpakken. En ik leerde om enerzijds sneller te communiceren (aan het lijntje houden bleek het toppunt van gemeen), maar anderzijds ook van mening te veranderen als het niet meer klopt. Want doorzetten in een belofte als die niet meer klopt, leverde nóg meer rotzooi op en uiteindelijk nog meer teleurstelling.

Auw. Daar ben ik echt niet trots op.

Toch even omdenken nu, voor mijn zieleheil.

Het voordeel van mijn sterke zelfzorgend vermogen is wel dat je, als ik iets voor je doe, echt weet dat het van ganser harte is. Want het is niet dat ik niet durf teleurstellen, niet dat ik denk dat je niet zonder mij kan, niet dat ik het doe om waardering te krijgen. Ik wil het gewoon echt heel graag voor je doen, anders deed ik het niet.

Bovendien lijken zowel Anke, Eva als Griet ook jaloers op juist dat vermogen om je niet weg te cijferen voor anderen en om aan te geven wat je nodig hebt. Dus wellicht kan mijn standaardinstelling ook soms inspirerend zijn, al schiet ik er wel eens in door.

Soit, ‘t is sowieso de schuld van mijn ouders, zullen we dat afspreken? Dé Esther Perel heeft het gezegd.